Deze blogserie gaat over ons project Terug naar de Bodem waarin we onderzoeken of een aantal organische reststromen gebruikt kunnen worden als bodemverbeteraar in de akkerbouw én hoe dit juridisch mogelijk gemaakt kan worden. In deze vierde blog beschrijven we de juridische zoektocht die we hebben doorgemaakt om ons experiment te kunnen uitvoeren. Onder deze blog vind je een overzicht van alle blogs in deze serie.
Het plan vs. de realiteitOns plan was simpel: reststromen verzamelen, deze naar de boer brengen en uitrijden op het land en vervolgens meten wat het effect hiervan is. Te simpel helaas. Om het juridisch mogelijk te maken de reststromen naar de boer te brengen en uit te rijden volgden we de route die op onderstaande afbeelding te zien is. De extra lange route was natuurlijk ook deels te wijten aan onze eigen onwetendheid op het gebied van meststoffenwetgeving en milieuwetgeving. Desalniettemin is het een indrukwekkende reis geweest met volop onverwachte wendingen die intern al snel te boek stond als ‘de soap’. Het heeft dan ook de nodige volharding gekost om de juiste ontheffingen te bemachtigen. Ter illustratie onder de afbeelding een zo kort mogelijke (maar toch vrij lange) omschrijving van de hele route die we hebben gevolgd tussen januari en augustus 2019.
Zie hier bovenstaande afbeelding in hoge resolutie.
De ontheffing - het woud van wetten en regels
De subsidieaanvraag voor het project Terug naar de Bodem is ingediend op 31 aug 2017 en toegekend op 6 september 2018. In januari 2019 startten wij na een fase van het uitwerken van plannen met de praktische kant van ons project. In juli willen wij de reststromen uitrijden op de akkers van Maatschap den Ouden. Om die reststromen te verzamelen willen wij een aantal containers bestellen. Helaas vinden wij geen bedrijven bereid die een lege container kunnen leveren voor het koffiedik en het uitgewerkt substraat. Om dit te kunnen vervoeren is namelijk een afvalstroomnummer nodig.
Wij beginnen een onderzoek naar hoe wij een dergelijk afvalstroomnummer kunnen aanvragen. We spreken met verschillende afvalbedrijven en hun juristen, met GroenCollect en met de akkerbouwer. Wij nemen contact op met RVO en met de DCMR om advies te vragen bij deze kwestie. Op 5 februari doet de DCMR een verzoek bij collega’s van OZHZ (omgevingsdienst Zuid-Holland zuid) en ODMH (omgevingsdienst midden-Holland) om een afspraak te maken om het te hebben over het werken met koffiedik op het land. Ter ondersteuning schrijven wij een document waarin wij de afvalwetgeving en de plek die wij daarin innemen met ons project omschrijven.
Op 18 februari krijgen wij van RVO het advies een intakeformulier in te vullen voor Ruimte in Regels (het interdepartementale programma om innovatie-investeringen van ondernemers mogelijk te maken door ruimte te zoeken in wet- en regelgeving). Naar aanleiding hiervan kunnen wij 5 maart in gesprek met een jurist. Hij geeft ons een overzicht van het woud van wetten en regels en de bijbehorende uitvoerders, bevoegde ‘gezagen’ en toezichthouders. De voorlopige conclusie is dat wij een proefontheffing op basis van het Besluit Meststoffen moeten aanvragen. Bij welk orgaan en welke persoon binnen dat orgaan dat ingediend kan worden is in eerste instantie nog niet duidelijk.
Op 20 maart is duidelijk waar de ontheffingsaanvraag ingediend kan worden gevonden. In de weken die daarop volgen, hebben wij contact met een aantal mensen over hoe we dit moeten aanpakken en starten wij met een ontheffingsaanvraag en het bijbehorende onderzoeksplan.
Ondertussen is er een afspraak gepland door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Er is opgemerkt dat verschillende innovatieve projecten tegen juridische barrières oplopen en daardoor niet vooruit kunnen met hun project. Op 10 april komen wij met een drietal projecten en de drie omgevingsdiensten bij elkaar. De conclusie van dat overleg is dat er geen ontheffing o.b.v. het Besluit Meststoffen moet worden aangevraagd, maar een ontheffing o.b.v. art. 10.63 van de Wet Milieubeheer (hierna Wm). Het bevoegd gezag voor een dergelijke ontheffing is de ODMH. Het grote voordeel hiervan lijkt dat dit een veel snellere procedure is en we dus toch allemaal op tijd aan ons onderzoek kunnen beginnen. Vol goede moed gaan we naar huis.
Een aantal dagen na de meeting ontvangen we het formulier dat voor we voor de aanvraag kunnen gebruiken en beginnen wij met het schrijven van de ontheffingsaanvraag en het verzamelen van de benodigde documentatie. Op 24 april wordt deze aanvraag per post verzonden naar de ODMH (via e-mail aanleveren is niet toegestaan). Voor de zekerheid checken we eind april en begin mei of alles in goede orde ontvangen is en wat de volgende stappen zijn. Helaas blijkt op 6 mei dat de stukken kwijtgeraakt zijn en per ongeluk doorgestuurd zijn naar Rotterdam. De stukken worden in Rotterdam gevonden, komen retour naar Gouda en we krijgen een zaaknummer. Na de vakantie kunnen we contact opnemen met onze contactpersoon.
Op 23 mei spreken we onze contactpersoon. Er is binnen de ODMH overleg geweest met de juristen en bodemkundigen, o.a. omdat het nog niet duidelijk was of de procedure o.b.v. art. 10.63 Wm de juiste is. Gelukkig horen we op 27 mei dat we de juiste ontheffing hebben aangevraagd en dat de ODMH (net als de andere omgevingsdiensten) welwillend tegenover ons verzoek staat. Helaas blijkt nu dat de Algemene Wet Bestuursrecht de uitgebreide procedure voorschrijft. Het behandelen van de aanvraag gaat dus 4 tot 6 maanden duren.
Het is tijd voor een crisisoverleg. Voor de meeting van 29 mei is contact geweest met de mensen die niet aanwezig konden zijn (provincie Zuid-Holland, Ruimte in Regels, ministeries van LNV en I&W). Het advies is ons te richten op het volgen van de formele procedure bij ODMH en te vragen om een gedoogbeschikking voor de periode dat de formele procedure loopt.
Bij het crisisoverleg zijn de drie omgevingsdiensten aanwezig. Tijdens het overleg ligt de nadruk op de mogelijkheid van een gedoogbeschikking die geldt zolang de formele ontheffing nog in proces is. Iedereen staat hier positief tegenover.
Gezien de zeer beperkte tijd komen we op basis van de input die tijdens het overleg is gegeven voor de komende weken tot een plan. De ODMH werkt aan een modelbeschikking en deze beschikking wordt gepubliceerd voor eventuele zienswijzen van belanghebbenden. Ondertussen wordt een gedoogbeschikking afgegeven en kan het project vast vooruit zolang de termijn voor zienswijzen nog niet verstreken is. Bij geen zienswijzen wordt de formele ontheffing verleend. Achteraf blijkt dat een gedoogbeschikking veel voeten in de aarde heeft. Wel kunnen wij ervoor kiezen om met de modelbeschikking in de hand op eigen risico te starten met het onderzoek. Dit risico is aanzienlijk, want mochten de reststromen al uitgereden zijn en er wordt toch gehandhaafd, dan kan dit uitlopen op het moeten saneren van 3 hectare land. Dit is een kostbare aangelegenheid. We besluiten toch deze weg te volgen. Op 26 juni gaat de ontwerpbeschikking ter inzage.
Kort daarna worden de drie verzamelde reststromen vervoerd naar de akkerbouwer. Hiervoor wordt ons aangeraden CRM begeleidingsbrieven in te vullen met de meest passende Eural-code, maar geen afvalstroomnummer toe te kennen en een kopie van het ontwerpbesluit bij te voegen.
Het formele orgaan is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). We hebben besloten niet nog een orgaan te betrekken. Op de dag van het transport blijkt dat één van de transporteurs het transport niet wil doen zonder afvalstroomnummer. Om het transport toch te kunnen laten doorgaan, moet Rotterzwam garant staan voor boetes, wachttijden en extra rijtijden. Ook nemen we het risico dat de verzamelde reststromen afgevoerd moeten worden naar een vergistingsinstallatie. Uiteindelijk komen alle drie de reststromen in goede orde aan bij de akkerbouwer. Op 7 augustus verloopt de termijn voor zienswijzen en wordt de ontwerpbeschikking dus omgezet in een formele beschikking. De akkerbouwer start uiteindelijk pas na 7 augustus met het uitrijden van de reststromen.
De volgende stap: aanvraag opname reststromen in bijlage AA
Als de testresultaten positief zijn kan een aanvraag gedaan worden om de reststromen op te nemen in bijlage AA van de uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Al in de eerste fase van het project is toenadering gezocht tot de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM). Het is immers al aan de start van het project relevant om te weten wat onderzocht moet worden om tot een succesvolle aanvraag te kunnen komen. De leden van de commissie kunnen geen contact hebben met (potentiële) aanvragers en verwijzen dus terug naar het protocol. Het protocol verwijst weer naar RVO en het ministerie van EZ. Omdat het protocol wel de nodige onduidelijkheid geeft en vragen oproept is contact gezocht met RVO en Ruimte in Regels. Via hen komen we uit een contactpersoon van RVO. Hij verwijst ons in eerste instantie terug naar het protocol. Uiteindelijk kunnen er na aandringen toch vragen gesteld worden via de mail.
Helaas is het niet mogelijk een voorbeeld aanvraag in te zien. Op een aantal zeer concrete vragen komt een antwoord op 19 februari 2020. Een vraag die niet geheel beantwoord wordt / kan worden is de volgende: “De stof kan ook contaminanten bevatten die niet vermeld staan in de tabellen van Bijlage 4, maar toch niet gewenst zijn. Dit kan leiden tot een negatief advies. Wat is de definitie voor een contaminant? Zou dit bijvoorbeeld gelden voor cafeïne? Welke onderzoeken rondom cafeïne zijn noodzakelijk?”
Kort gezegd is het antwoord dat de Commissie Deskundigen Meststoffenwet zal toetsen op mogelijke milieubezwaarlijkheid. Het is niet geheel duidelijk welke gegevens nodig zijn en hoe deze beoordeling verloopt. Dit maakt het lastig een onderzoek vorm te geven op basis waarvan milieubezwaarlijkheid uitgesloten zou kunnen worden.
Informeel heeft een lid van de CDM ons doorverwezen naar het NMI (Nutriënten Management Instituut) om ons te helpen bij het doorgronden van de procedures. Helaas is de enige persoon die inhoudelijke kennis heeft van de toepassing van het protocol langdurig ziek.
Vooralsnog ligt de nadruk op het uitvoeren van het onderzoek dat zoveel mogelijk rekening houdt met de eisen die gesteld worden vanuit het protocol. Na afronding van het onderzoek kan een aanvraag worden ingediend en zal blijken of de juiste metingen zijn gedaan en de juiste onderzoeksmethode aangehouden is.
To be continued.
Meer weten? Deze serie bestaat uit 11 blogs waarin we je alles vertellen over het project. Klik en lees meer:
- Intro: blogserie Terug naar de Bodem
- Terug naar de Bodem: het plan
- Reststromen op de bodem: waarom?
- Van plan naar experiment: de juridische reststromen soap
- Afvalwetgeving: wat is afval?
- Organische reststromen op de bodem: hoe zit dat juridisch?
- Update 1: potproeven, reststromen verzamelen & uitrijden
- Update 2: Terug naar de bodem
- Reststromen op de bodem: de onderzoeksresultaten
- Reststromen op de bodem: de impact
- Reststromen op de bodem: de volgende stappen
Laat een reactie achter
Alle reacties worden gemodereerd voordat ze worden gepubliceerd.
Deze site wordt beschermd door hCaptcha en het privacybeleid en de servicevoorwaarden van hCaptcha zijn van toepassing.